In de Novemberlezingen 2016 staat de ‘oertijd’ van Amsterdam centraal. In 4 lunchlezingen wordt ingegaan op de geschiedenis van onze stad tot de tijd van het Tolprivilege van 1275.

De lezingen worden verzorgd in samenwerking met Spui25 (Universiteit van Amsterdam). Aanvang van de lezingen 12.30 uur

Donderdag 3 november: Peter Henderikx (UvA, Afdeling Geschiedenis) De voorgeschiedenis van Amsterdam. Ontwikkeling van ontginning en bewoning van Amstelland (10e-13e eeuw) 

Amstelland maakte deel uit van het Utrechts-Hollandse veengebied dat vanaf de tiende eeuw stelselmatig in cultuur werd gebracht. Voor de reconstructie van de ontginningsgeschiedenis van Amstelland zijn de schriftelijke bronnen en archeologishe gegevens vrij schaars. Onderzoekers zijn wat dat betreft vooral aangewezen op het kaartbeeld en bodemkundige informatie. In de lezing zal onder andere worden ingegaan op de vraag of het deel van de Amstel tussen de Omval en het Waterlooplein wel of niet is gegraven. Ook komt de datering van de dam in de mond van de Amstel aan de orde, evenals de vraag wat er te zeggen valt over de bewoning bij de Amstelmond voor daar in de dertiende eeuw een nederzetting van vissers, schippers en handwerkslieden ontstond.

Donderdag 10 november: Jerzy Gawronski (Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie) De Noord-Zuidlijn en de vroegste geschiedenis van Amsterdam

In het archeologisch onderzoek bij de aanleg van de Noord/Zuidlijn in 2005-2010 stond de rivier de Amstel centraal. De diepe bouwputten gaven toegang tot de onderste lagen van de rivierbedding tot 12 m onder NAP. Daarmee kwam nieuwe informatie voorhanden over ontwikkelingen in het landschap en vooral de waterhuishouding vanaf 3.000 v. Chr. Deze spelen een cruciale rol in de vroege geschiedenis van Amsterdam. Volgens de stratigrafische situatie op het Rokin vormde de (huidige) rivier de Amstel zich hier rond. 1.000 v. Chr. De bedding volgde een oude getijdegeul die ergens tussen 3.000 en 1.500 v. Chr actief was. Archeologische vondsten in de getijdegeul gaan terug tot het late Neolithicum. Ze leveren tot nu toe het oudste bewijs voor menselijke bewoning ter plekke in het natte veenlandschap. Nu was er in 2.400-2.000 v. Chr geen sprake van een vaste nederzetting, maar eerder van geïsoleerde boerderijen. Op basis van archeologische voorwerpen uit het Rokin en Damrak lijkt de semi-permanente bewoning zich door te zetten vanaf 900 v. Chr (Bronstijd) tot 1.000 n Chr (vroege Middeleeuwen). Toen kwam hierin een kentering door drastische klimatologische en landschappelijke veranderingen. Het veen werd droger en toegankelijker en het IJ kreeg via de Zuiderzee een open verbinding met de Noordzee. De monding van de Amstel werd dè ideale plek voor een handelsnederzetting in een scheepvaartnetwerk. Volgens archeologische vondsten in Amsterdam was een permanente nederzetting aan de Amstel kort voor 1.200 n. Chr een feit.

Donderdag 17 november: Ranjith Jayasena (Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie) Van boerennederzetting naar ambachtsnederzetting

Lang is aangenomen dat Amsterdam is ontstaan als een dorp van boeren van vissers, maar uit archeologisch onderzoek is gebleken dat 13de-eeuws Amsterdam een nederzetting was van diverse ambachten en handelscontacten die tot ver over de huidige landsgrenzen reikten.

Donderdag 24 november: Kees Verkerk (UvA, Afdeling Geschiedenis) Amsterdam in de tijd van het tolprivilege

In deze lezing zal de spreker proberen een beeld te schetsen van het Amsterdam en de Amsterdammers van 1275 en tevens zal hij ingaan op het belang van het tolprivilege voor de verdere ontwikkeling van de stad.

tolprivilege 1275.